“Die, die, die!!” roept Petra naar ons. Wil ze ons allemaal vermoorden? Denkt ze dat ze in een real-life Call of Duty terecht is gekomen? We werden al een beetje bang… maar ‘dai’ is Italiaans voor ‘kom op’, dus we moeten gewoon nog harder werkwoorden stampen.
We krijgen Italiaanse les van Petra en van Carmen, op dinsdag en donderdag, ongeveer 8 uur per week. We zijn pas een paar weken bezig, maar het is zo leuk om te merken dat je in het begin zo snel vooruit gaat! De docenten spreken veel Italiaans (gelukkig heel duidelijk en langzaam) en ik begin steeds meer te volgen van wat ze zeggen, ook als ze even terzijde snel een verhaaltje vertellen. Ik kan nu ook mensen in de bus een beetje afluisteren en soms begrijp ik opeens wat er op posters in de stad staat.
We hebben geleerd om jezelf voor te stellen, te vertellen wat je graag doet, te vragen om de tijd of informatie, het alfabet (je naam spellen enzo, de h is in het Italiaans bijvoorbeeld ‘akka’) de cijfers 1 t/m 100, dagen, maanden en nog allerlei dingen. We zijn nu bezig met het niveau A1 en aan het einde van de cursus in mei, zitten we als het goed is op A2 (https://paktaal.nl/taalniveaus). Dat is nog niet briljant, maar ik denk dat het enorm helpt in het dagelijks leven. Meer daarover binnenkort in een blogje met de veelzeggende titel ‘Italianen die geen Engels spreken’ 😉
Ik vind het ook heel erg leuk om te zien hoe onze docenten lesgeven, omdat ik de laatste tijd heel veel lessen heb gegeven, maar er heel weinig heb gevolgd. Ik herken sommige trucjes, zoals veel afwisselen tussen werkvormen en alles 10x herhalen. Ik zie ook dingen die ik anders zou doen, Petra geeft bijvoorbeeld heel weinig complimenten en bij een goed antwoord gaat ze meteen naar de volgende, eigenlijk zonder te bevestigen dat het antwoord klopt. En hilarische momenten, zoals Carmen die ons met veel enthousiasme uitlegde hoe je de lettercombinatie –gli- (zoals in figlio of voglio) uitspreekt: ze ging net iets te dichtbij zitten en zei: “look at my mouth, do you see my tongue? Do you see it? Where is it? It’s not up, no it’s down. And it stays there, look: gli, gli, gli, figlio, foglio, voglio” Wij haar proberen na te doen. Dat lukte eerst helemaal niet, maar ik moet zeggen dat het nu wel veel beter gaat.
Tip van de dag: nog een leuk spelletje in duo’s om werkwoorden te leren: je maakt kaartjes met de werkwoorden die je moet leren (alleen de infinitief). Je trekt een kaartje en de andere persoon gooit met een dobbelsteen. Gooit diegene 1, dan moet je de 1ev van het werkwoord zeggen, dus bijvoorbeeld bij ‘essere’ moet je zeggen ‘sono’ (ik ben). Gooit diegene 4, dan moet je de 1mv van het werkwoord zeggen, dus bij ‘essere’ zeg je dan ‘siamo’ (wij zijn). De 2 staat voor 2ev, de 3 voor 3ev enzovoorts. Leuk om te doen en je leert meteen om de werkwoorden niet alleen op volgorde te kennen, maar ze ook echt te gebruiken.
Manja